(Vervolg van de voorpagina van www.ius.org)
De PC en het bijbehorende toetsenbord zijn gelukkig nog niet ingepakt,
maar wel bedolven onder een geweldige berg paperassen die ik nog moet sorteren in twee stapels.
De ene stapel mag mee, de ander zal spoedig worden verwerkt door de afvalindustrie.
U begrijpt, ik ben aan het verhuizen. Als student verhuis je in een dag. Als burger schijnt dat langer te moeten duren.
Al minstens zeven weken ben ik aan het verhuizen. Drie maanden geleden was het contract al getekend,
en de huidige woning opgezegd. Verhuizen blijkt een omvangrijke onderneming. Vooral als je eindelijk
afscheid neemt van de laatste restanten meubilair uit het studentenhuis.

Met de nodige voldoening gooiden we onlangs de laatste bruine kastjes, stoelen, lompe tafels, en Gamma-boekenplanken
in de containers van het 'afvalbrengpunt' (vroeger heette dat gewoon de stort) aan de haven.
De kosten daarvan bedroegen welgeteld ƒ3,60. De eerste honderd kilo was gratis, het restant ging de container
in voor 9 cent per kilo. Een alleszins redelijk bedrag, tenminste als het daarbij was gebleven.
Voldaan thuisgekomen bleek door de opruimwoede een aantal hiaten te zijn ontstaan in de huisraad. Vandaar dat
inmiddels alle meubelpleinen en dito boulevards, alsmede Ikea’s, stoffeerders, verfmengers,
witgoedleveranciers en audiohandelaren in de wijde omtrek van Enschede zijn bezocht.
Met ƒ3,60 begin je dan weinig, helemaal als je de niet begrootte impulsaankopen (“wat een leuk lampje”,
“eigenlijk moet er een andere lijst om die ets”), en de opgenomen vrije uren om al die bezoeken af te
kunnen leggen meetelt. Verborgen kosten zijn er ook, zo wil de PTT geld hebben voor het doorzenden van mijn post,
en nog eens dat bedrag om ook de post van mijn vriendin doorgestuurd te krijgen. Dat gaat gelukkig wel per week,
en niet per poststuk. En dan de zich langzaam opbouwende ergernis wanneer je iets niet kunt vinden,
waarschijnlijk omdat je het al hebt ingepakt, zonder zeker te weten of je het inderdaad hebt ingepakt.
Zoals de kat bijvoorbeeld die zich altijd griezelig trefzeker in juist die verhuisdoos heeft verstopt
die je staat dicht te tapen.

Over twee weken ben ik echter weer op bekend terrein. Dan vindt de daadwerkelijke verplaatsing van onze spullen plaats
op een manier die ik ken van vorige verhuizingen. Een groepje studenten komt ’s-ochtends niet te vroeg alles
inladen in de gehuurde aanhangwagens en laadt het op het nieuwe adres weer uit. Kankerend wordt het dan de trap
opgesleept, en midden in de woonkamer neergepoot met de mededeling dat we zelf maar even moeten zien waar we het
uiteindelijk willen hebben. In de loop van de dag laat je een scooter vol Chinees eten aanrukken, en de dag erna stel
je wat liters bier ter beschikking in de sociëteit, waarmee de studentenverhuizers zich voldoende beloond voelen
voor hun inspanningen. De week daarna zal zich dan waarschijnlijk vullen met het boren van gaatjes, het wegwerken van
kabels en snoeren, en het alsnog aanschaffen van ontbrekende stukken gordijnrails, schroefjes, moertjes,
en overige ‘woonaccessoires’.
En dan, ja dan is het moment aangebroken: moe maar voldaan genieten van ons nieuwe dakterras, uitkijkend over de
binnenstad, flesje wijn in de koeler. Als het niet regent tenminste, en als we nog op tijd fatsoenlijke tuinstoelen vinden.

Ton Zijlstra

(deze tekst verschijnt ook in de maart/april editie van de NaSmaak van LBE)